Het verschil tussen vrijwilligerswerk en vrijwilligers
Soms heb je als onderzoekers een ‘aha moment’, waarin voor jou een inzicht dat relevant is, in en voor de praktijk, ineens heel helder wordt. Meestal is het voor de praktijk een open deur, niets nieuws onder de zon, maar met een beetje geluk kan je als onderzoeker dit nieuwe inzicht gebruiken om meer duiding te geven aan de praktijk. Hier dus een poging.
Het promotieonderzoek van Philine van Overbeeke naar de waarde van vrijwilligerswerk (Appreciating what matters) gaf ons een dergelijk inzicht; het verschil tussen de concepten vrijwilligerswerk en vrijwilliger(s). Grofweg komt het erop neer dat vrijwilligerswerk principieel anders is dan beroepsmatig werk; als je de vrijwilligers gaat betalen of stopt met betalen van de beroepskrachten verandert de perceptie van het werk fundamenteel. Vrijwilligerswerk en beroepsmatig werk zijn niet uitwisselbaar. Tegelijkertijd geldt: een vrijwilliger en een beroepskracht zijn gelijk (onder voorwaarde dat ze beiden de opleiding en ervaring hebben die nodig is om de werkzaamheden te doen). Een vrijwilliger en een beroepskracht buschauffeur zijn vergelijkbaar als chauffeur maar ook met wat ze extra brengen (creativiteit, netwerken, andere expertise). Maar omdat een Nederlandse vrijwilliger gemiddeld 4 uur per week vrijwilligerswerk doet, zijn er gemiddeld 10 vrijwilligers nodig voor een volledige arbeidsweek. En 10 mensen (de vrijwilligers) zijn samen waarschijnlijk creatiever dan 1 persoon (de beroepskracht). In dit blog werken we op drie onderwerpen (duurzaam maken van vrijwillige energie, de waarde van vrijwilligers en vrijwilligerswerk en waarom niet iedereen die vrijwilligerswerk doet zich vrijwilliger noemt) de consequenties van dit verschil uit. We beloven dat we een vervolg zullen maken!
Het duurzaam maken van vrijwillige energie
Vrijwilligerswerk is de materialisatie van vrijwillige energie. Vrijwillige energie is het resultaat van drie onderliggende bronnen waarvoor wij werken met een zee- of ecosysteem-metafoor, omdat we toch in dezelfde ‘vijver vissen’: Wilde zalm, Kweekvis en Plankton. Wilde zalm representeert de ‘originele’, ‘traditionele’ vrijwillige grondstof. Kweekvis vrijwillige energie wordt ‘gekweekt’ bij derde partijen: bedrijven die hun medewerkers laten vrijwilligen, universiteiten met hun studenten, platformen als NLvoorelkaar, dagen als NLdoet, thema’s zoals daten-met-je-hart of welzijn-op-recept. De bron van spontane vrijwillige energie wordt gerepresenteerd door plankton. Als samenleving moeten we ons zorgen maken om de duurzaamheid van die vrijwillige energie en de bronnen. Daarvoor zijn twee verschillende typen beleid nodig.
Vrijwilligerswerkbeleid is gericht op het bevordenen en toegankelijk maken van vrijwilligerswerk. Dit beleid is vaak indirect en flankerend (bijvoorbeeld promotie voor vrijwilligerswerk of vrijwilligerswerk onderdeel maken van onderwijs) en gericht op andere stakeholders zoals bedrijven, scholen en instellingen. Vrijwilligersbeleid is gericht op het zorgen dat vrijwilligers goed tot hun recht kunnen komen in hun werkzaamheden. Vrijwilligersbeleid is daarmee gericht op vrijwilligers binnen organisaties die met vrijwilligers werken. Vrijwilligerswerkbeleid is breder dan vrijwilligersbeleid. Vrijwilligerswerkbeleid lijkt op het beleid voor de gehele ‘arbeidsmarkt’ van vrijwilligerswerk, terwijl vrijwilligersbeleid lijkt op een HRM beleid van een organisatie. Vrijwilligerswerkbeleid wordt vooral door (lokale) overheden vormgegeven, hoewel er ook fondsen, bedrijven en koepelorganisaties zijn die dat maken. Vrijwilligersbeleid is vooral te vinden in organisaties die met vrijwilligers werken. Ter illustratie, beleid van de landelijke overheid met betrekking tot de fiscale behandeling van onkostenvergoedingen voor vrijwilligers is vijwilligerswerkbeleid. Het (door subsidie) mogelijk maken dat vrijwilligers in een organisatie daadwerkelijk die vergoeding kunnen krijgen is vrijwilligersbeleid.
Dus: Vrijwilligerswerkbeleid zou zich kunnen richten op het gezond houden van het ecosysteem waarin de drie bronnen zich bevinden in de vijver van vrijwillige energie. Dat betekent dus dat er altijd vrijwillige energie zal zijn. Dit is vergelijkbaar aan duurzame energieproductie waarbij huidig gebruik niet ten koste gaat van toekomstig gebruik. Vrijwilligersbeleid zou zich kunnen richten op het goed inzetten van vrijwilligers waardoor de druk op de vrijwillige energie afneemt. Dit gaat om een variant van de ‘R-ladder met strategieen voor circulariteit’ voor vrijwilligerswerk.
De waarde van vrijwilligerswerk en vrijwilligers
Vrijwilligers en vrijwilligerswerk maakt verschillende waarden mogelijk. Daar onderscheiden we drie verschillende niveaus. Op het niveau van de individuele vrijwilliger is er allereerst een reeks waarden die de beloning vormt voor de vrijwilliger voor het werk (erkenning, eenzaamheid bestrijden, gezondheidswinst, aanleren vaardigheden, etc). Die beloningen zijn ook voor beroepskrachten mogelijk waarbij die natuurlijk ook nog een salaris krijgen. Het doen van vrijwilligerswerk geeft unieke waarde vanuit de externe waardering voor het feit dat mensen vrijwilligerswerk doen en vanuit de interne erkenning (intrinsieke motivatie) van het vorm geven aan een vrije keuze gebaseerd op eigen normen en waarden. Die unieke waarde vertaalt zich ook naar het individuele niveau van de ontvanger van het vrijwilligerswerk. Omdat het vrijwilligerswerk is, geven ontvangers in deze directe relatie er een andere waarde aan.
Op het niveau van de organisatie en van de interventie op de ontvanger gaat vrijwilligerswerk om de unieke waarde die gemaakt wordt juist omdat het vrijwilligerswerk is. Deze waarde wordt vernietigd zodra er betaald wordt. Tegelijkertijd maken vrijwilligers in principe dezelfde waarde als beroepskrachten, onder voorwaarde van dezelfde bekwaamheid, maar omdat er 10 vrijwilligers nodig zijn voor 1 fte, maken deze 10 vrijwilligers wel meer waarde zoals bijvoorbeeld dat ze 10 netwerken mee brengen en 10 keer andere additionele vaardigheden hebben.
Op het niveau van de gehele samenleving is vrijwilligerswerk een teken van beschaving en van een open democratie. Vrijwilligerswerk geeft dan aan waarvoor een samenleving in beweging is of te krijgen is. Juist dat mensen onbetaald zich ergens voor in willen zetten geeft legitimiteit aan dat issue. Het aantal vrijwilligers is dan een reflectie van hoeveel mensen zich willen inzetten voor anderen of een specifiek doel. Hoe meer, hoe beter. Het aantal vrijwilligers zegt dan ook wat over hoeveel sociale banden en sociale interacties er worden aangegaan, variërend van het voetbalveld en het museum tot de ziekenhuizen en voedselbanken.
Zoals in het begin al aangegeven is dit een onderdeel van het onderzoek van Philine van Overbeeke naar de waarde van vrijwilligerswerk. Zie hier het persbericht van de promotie, hier een algemene uitleg en hier een blog over sport. Daarnaast is dit schema (slide 13 in de presentatie), dat onder andere in ‘Basisboek Werken met Vrijwilligers’ uitgewerkt wordt, het resultaat van dat proefschrift. Dit schema is overigens gemaakt voor een indirecte relatie waarbij vrijwilligers de ontvanger niet direct tegenkomen, maar wij denken dat er veel overlap is.
Dus: organisaties die met zowel vrijwilligers als beroepskrachten werken moeten in het vormgeven van de verdeling van concrete functie en taken ten eerste rekening houden met de unieke waarde van vrijwilligerswerk en ten tweede goed gebruik maken van het feit dat er zoveel vrijwilligers zijn! Die combinatie van een waarde creatie perspectief op vrijwilligerswerk en vrijwilligers is waar het om gaat! Dan maken de vrijwilligers met hun vrijwilligerswerk echt het verschil.
Niet iedereen die vrijwilligerswerk doet noemt zich een vrijwilliger
De definitie van vrijwilligerswerk is stabiel, wat vrijwilligerswerk nog steeds een modern begrip maakt. Over de hele wereld heeft de definitie van vrijwilligerswerk de volgende vier componenten: de mate van vrijwilligheid, de mate van beloning, de mate van afstand en de mate van organisatie. Op deze vier componenten is er een soepele en strenge interpretatie. Zo kenmerkt de mate van vrijwilligheid het spectrum waarin je vrijwilligerswerk helemaal niet kunt verplichten, tot de andere kant van het verhaal waarin je het zelfs kunt afdwingen. Zo varieert de definitie ook van ‘geen beloning mogelijk’ tot een beloning is prima mits lager dan de markt. De dualiteit is ook zichtbaar bij de mate van afstand, waarin vrijwilligerswerk gericht moet zijn op de ander of de samenleving als geheel, tot de andere kant van het spectrum waarin het ook gericht mag zijn op het eigenbelang. Verder moet vrijwilligerswerk in georganiseerd verband plaatsvinden, maar is het ook in veel lossere vormen mogelijk. De soepele interpretaties zijn de praktijk van organisaties die met vrijwilligers werken, die zichtbaar zijn in vrijwilligerswerk in de sport, de MDT, werknemersvrijwilligerswerk en maatschappelijke stage.
Met dat laatste voorbeeld begint het te schuren naar de praktijk van beleidsmakers die in principe alleen de volgende vormen van onbetaalde arbeid accepteren: onbetaalde arbeid in het eigen (grotere) huishouden (mantelzorg), onbetaalde arbeid binnen een wettelijk kader (tegenprestatie) en onbetaalde arbeid voor een maatschappelijke organisatie (vrijwilligerswerk). Onbetaalde arbeid voor een bedrijf mag niet (namens een bedrijf bij een maatschappelijke organisatie dus wel), maar begint dus wel te schuren als het gaat om bijvoorbeeld sociale ondernemingen. Maar nu wordt het spannend, want voor onvrijwillige onbetaalde arbeid, anders dan mantelzorg en niet binnen een wettelijk kader, hebben we met elkaar een heel vervelend woord: slavenarbeid.
Als iemand die vrijwillig onbetaalde arbeid doet (vrijwilligerswerk dus) zichzelf geen vrijwilliger noemt is dat niet erg, maar als een maatschappelijke organisatie of beweging mensen onbetaalde arbeid laat doen maar ze geen vrijwilligers wil noemen is dat eigenlijk onacceptabel. Door ze vrijwilligers te noemen geef je aan dat het een vrije keuze is van het individu, als je ze niet zo wil noemen is het hopelijk dus mantelzorg of onbetaalde arbeid binnen een wettelijk kader want de andere optie wil je niet. Door het niet benoemen van het vrijwilligerswerk en het vrijwilliger zijn komt de waarde die deze vrijwilligers maken, waar we in dit blog zo uitvoerig bij stilstaan, onder druk te staan omdat de legitimiteit betwist kan worden. Juist daar moeten we kritisch zijn dat de ‘maatschappelijke ruimte’ van actieve burgers (vrijwilligers dus) niet kleiner wordt gemaakt.
Dus; het is relevant om ‘stoute’ activiteiten van burgers vrijwilligerswerk te noemen en daarmee die burgers te erkennen als vrijwilligers, want de ontvangers van het protest doen hun best de legitimiteit te ondergraven door het niet als vrijwilligerswerk te accepteren. De lintjesweigering van voormalig minister Faber aan vijf vrijwilligers voor vluchtelingen is daar een voorbeeld van. Eigenlijk zegt de minister hier dat het geen vrijwilligerswerk kan zijn omdat het niet het algemene belang dient, omdat het tegen de overheid ingaat. Dan is het dus een criminele activiteit. Vrijwilligers moet je erkennen, maar criminelen natuurlijk niet. Een ander voorbeeld is Elon Musk die gewoon blijft claimen dat al die mensen die tegen hem en DOGE gedemonstreerd hebben hiervoor betaald worden en dus geen vrijwilligers zijn. Daarmee hoef je niet naar ze te luisteren.
Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat we altijd waakzaam moeten zijn op de maatschappelijke ruimte waarin vrijwilligers en vrijwilligerswerk moeten kunnen floreren. Dat is een belangrijke voorwaarde voor het duurzamer maken van de vrijwillige energie en voor de continuering van de verschillende waarden die de vrijwilligers met elkaar creëren voor dit land.
Lucas Meijs, Philine van Overbeeke en Maikel Meijeren
Over de foto: Bewoners maken van het Brederoplein in Utrecht een Brederotuin.