De tekst van dit interview komt uit ECHT, magazine Nationale Vrijwilligersprijzen. Dit magazine kun je hier downloaden.
Alhoewel? Onderzoeker Malika Ouacha (Rotterdam School of Management, Erasmus universiteit) vertelt over de valkuilen die er op de loer liggen. We spraken ook met Joyce, die kiest voor het betrekken van de Ghanese bevolking bij haar organisatie, met Sam die zelf vrijwilligerswerk in het buitenland heeft ervaren en met Paolo, een Italiaanse Scout die een blik werpt op vrijwillig inzetten in zijn land.
Hoe kun je vrijwilligerswerk nou eens op een hele andere manier bekijken? Op een antropologische wijze bijvoorbeeld. Aan de andere kant van mijn scherm zit Malika Ouacha. Voor haar PhD deed ze zeven jaar onderzoek naar filantropie door diaspora en bi-culturele filantropen. Ze gebruikten Marokko en Nederland als case-study. Haar proefschrift heet “Receiving bij Giving”, en gaat over motivaties van diaspora en bi-culturele filantropen om te geven en vrijwilligerswerk te doen in het land van herkomst.
“De ontvangende samenleving is heel afhankelijk van hun diaspora.”
Zelf ben je ook onderdeel van een diaspora groep. Je onderzoek laat zien dat diaspora filantropie veel samengaat met religieus-gedreven, of faith-based, filantropie. In de context van Nederland-Marokko is dat overwegend de Islam. Zelf heb je ook ervaringen met Zakat, Sadaqa en Waqf, drie belangrijke elementen in de islam die een deel van de motivatie verklaren. Kun je uitleggen wat die drie begrippen betekenen en wat je bedoelt met de titel?
De basis van de islam bestaat uit vijf pijlers. De derde pijler is de Zakat, de aalmoes, het (verplicht) ondersteunen van de armen in de samenleving. Vertaald naar Nederlandse begrippen gaat het dan eigenlijk om belastinggeld. Dus 2,5 procent van je jaarlijks vermogen moet je als moslim betalen als Zakat. De Sadaqa is alles wat je vrijwillig naast de Zakat geeft of doet. Dus Sadaqa is echt filantropie, alles wat je zonder dwang vanuit de kerk geeft. Overigens is dit geen aparte pijler. De Waqf zijn giften die je geeft vanuit een organisatie of religieus instituut, te vergelijken met corporate filantropie. Mijn proefschrift heet “Receiving bij Giving”, omdat mijn onderzoek laat zien dat diaspora giften meer gaan over de gever dan over de ontvanger. Dat is een eeuwenoude, Bijbelse, wijsheid. Als je diaspora en bi-culturele filantropie onderzoekt, leg je eigenlijk de filantroop, de gever, onder een vergrootglas. Wat het extra complex maakt in mijn onderzoek is de extra laag die er bij deze filantroop bijkomt, namelijk dat zijn wortels vaak elders liggen, al dan niet uit vrije wil. Dat doet iets met je identiteit, de manier hoe je je weerhoudt tot de maatschappij. En, zoals verwacht, ook iets met de samenleving waarbinnen diegene opgroeit of beweegt.
Waar denk je dan aan?
Ik denk onder andere aan de uitsluiting die men ervaart. Mijn onderzoek laat zien dat er een heel duidelijk verschil is tussen giften die gedaan worden door niet-diaspora en giften die gedaan worden door bi-culturele filantropen. Niet-diasporische filantropen die hier geven, zijn vaak meer gericht om hier de vooruitgang te creëren. En diasporische filantropen zijn meer gericht op vooruitgang elders. Terwijl de diasporische community hier best wat aandacht kan gebruiken. Want, om een voorbeeld te noemen, Nederlandse moslims behoren tot de grootste groep die hier in armoede leeft. Dat wordt vergeten. Als je kijkt naar religieus gedreven diaspora filantropie in Nederland, hebben we het Nationale Zakat Fonds. Zij halen zakat op bij Nederlandse moslims om hier andere Nederlandse moslims te voorzien van nodige giften, zoals bijvoorbeeld opgelopen maandelijkse huur die men niet meer kan betalen. Het is in Nederland het enige Islamitische initiatief dat zich hier op een institutionele manier mee bezighoudt. Normaal deed de moskee dat. Maar het doet ook iets met je identiteit als individu en als collectief. Want met het geven van geld aan je familie in Soedan, Somalië of Turkije, geef je in wezen te kennen dat je je diep van binnen meer verbonden voelt met hen dan met je buurman Piet. Maar van Piet weet je dat hij in de bijstand leeft. Wat betekent die verbinding dan met Piet? Het lijkt dan alsof men niet zo veel daar om geeft. Snap je? Dat zegt iets heel fundamenteels over identiteit, verbondenheid en integratie.
Dus het geven van het geld komt ten goede aan de gever? Hoe werkt dat?
Ja, absoluut. Tis heel plat gezegd een hele zelfbevredigende actie. Je zou prima kunnen zeggen: iemand geeft omdat het hem of haar een goed gevoel geeft, that’s it. Mijn data bevat letterlijke uitspraken van participanten die zeggen: ‘als ik geef aan mijn land van herkomst, voel ik mij een stuk beter’.
En wat zijn de gevolgen voor de gevoelsmatige plek in de maatschappij hier?
Mijn onderzoek laat zien dat die werkelijkheid over het algemeen twee kanten kent. Als je elders geeft en je bent hier gevestigd, dan kun je een gevoel hebben dat zegt: ‘ik voel me hier zo thuis, we hebben het hier zo goed – ook al hebben we hier ook echt onze uitdagingen, we hebben het nog steeds niet zo slecht als mijn familie in Algerije of Marokko’. Het kan je een heel dankbaar mens maken. Aan de andere kant kun je er nijd door krijgen en denken: ‘Als ik het niet geef, geeft niemand het. Ook de overheid daar doet het niet’. Je zou daarnaast ook kunnen stellen dat de ontvangende samenleving heel afhankelijk is van hun diaspora. Daarnaast kan je de rol van de diaspora in hun BNP niet negeren. Echter wordt dat nog wel veel gedaan door academici en beleidsmakers.
Moet de Nederlandse overheid daar iets aan doen vind je?
Tuurlijk, dit zijn nog altijd Nederlandse staatsburgers. Als ik bijvoorbeeld burgemeester van een Nederlandse stad zou zijn, zou ik mezelf de vraag stellen: ‘Wat kan ik doen om deze plek zo aantrekkelijk te maken voor hen die zich genoodzaakt voelen om elders te geven, terwijl ik weet dat bijvoorbeeld de hoeveelheid daklozen hier toeneemt?’. Je zou deze filantropen meer kunnen betrekken bij de lokale besluitvorming hier.
Bij welke besluitvorming?
Hoe moeten we de sociale voorzieningen inrichten? Wat vinden jullie? Wat moet er onder vallen? Wat vinden jullie belangrijk en waarom? Die levenswereld inzichtelijk maken voor het beleid en daar het beleid op inrichten. Zodat het echt inclusief is, en niet alleen inclusief lijkt. Daar zit namelijk een groot verschil in.
Het zijn vrijwilligersorganisaties die kampen met tekorten aan vrijwillige inzet. Wat zouden die moeten doen om diasporische en bi-culturele filantropen aan te trekken?
Deze vraag krijg ik heel vaak. Ik ben bezig daarom met het schrijven van een consortium plan om o.a. deze vraag te beantwoorden. Het is heel ingewikkeld, want plat gezegd: je kunt niet aantrekken wat je niet kent noch wat jou niet kent.
Kun je deze uitspraak uitleggen aan de hand van jouw onderzoek en dat voorbeeld van de Berber vrouwen?
Ik kom oorspronkelijk uit het Zuiden van Marokko. Mijnadoptiemoeder is Nederlands, maar komt regelmatig in het Zuiden van Marokko. De mensen daar voelen in contact met haar: ‘jij kent ons’. Dat is iets heel tribaals. Normen en waarden, de taal, culturele codes. Het spreken van de inheemse taal is een voorwaarde om volledig ingesloten te worden in de community. En diaspora filantropen spreken hun taal, dus worden deze veel toegelaten met hun giften. De ontvangers zijn naar hen veel opener dan naar mensen die komen geven en hun taal niet spraken, bijvoorbeeld niet-diasporische of seculiere non-profit organisaties. Die hebben bijna geen schijn van kans omdat ze op identiteitsvlak zo ver van elkaar staan en het voor de ontvanger niet gelijkwaardig voelt. Dat is waar men gevoelig voor is, vooral gezien de koloniale geschiedenis.
Wàs het niet gelijkwaardig, of leek dat zo omdat ze elkaar gewoon door gebrek aan taalkennis niet goed begrepen?
De ontvang en geef verhouding. Er is veel koloniale geschiedenis, helaas, dus het gelijkwaardig maken van die relatie vraagt heel veel van beide kanten. Ik vind het daarom ook altijd opmerkelijk als een grote NGO zegt: ‘wij willen daar ook aan de slag’. Mijn cynische kant denkt: ‘dit is duidelijk marketing, en windowdressing’. Optimistischer gezien kun je de vraag stellen ‘hoe ga je aan de slag op een plek die je niet kent?’. Haal eerst de kennis in huis. En dan heb ik het niet over een training cultureel vakmanschap voor het niet diasporische mono-culturele personeel of vrijwilligers. Werk juist samen met diaspora groepen. Bied hun een baan aan. Erken hen voor hun culturele en religieuze kennis en ervaringsdeskundigheid. Veel diaspora filantropen die ik gesproken heb, doen dit naast een fulltimebaan. Naast hun gezinnen. Naast 1500 andere dingen die zij voor de community doen, zowel hier als in het land van herkomst. Ze zijn voor Nederlandse organisaties en (internationale) NGO’s en bedrijven gatekeepers. Je kunt niet om hen heen. En die erkenning is, in mijn optiek, echt een primaire voorwaarde.
Wanneer vind je dat organisatie geloofwaardig bezig zijn met werven van mensen met een migranten achtergrond?
Als je zegt dat je die zoekt, denk ik dat er iets niet klopt.
Maar wanneer wel?
Als je gewoon zegt: ik zoek ménsen. Mensen met ervaringsdeskundigheid en diepe doorleefde kennis van een bepaalde regio of onderwerp. Dan kan het ook de dochter van een ambassadeur zijn die toevallig ergens in een Arabisch of Aziatisch land gewoond heeft.
Hoe is vrijwilligerswerk trouwens georganiseerd in Marokko?
Het is een islamitische samenleving dus liefdadigheid en vrijwilligerswerk is aan de orde van de dag. Het is een religieuze natiestaat en daardoor is liefdadigheid meer vanzelfsprekend en herken je het minder gauw dan in Nederland. In een seculiere staat wordt het heel gauw geïnstitutionaliseerd, we noemen het mantelzorg, buddy’s, maatjeswerk enzovoorts. Terwijl mijn oom vier vrouwen onderhoudt in Marokko – nee niet in polygamie termen - maar gewoon vrouwen in de community die er bijvoorbeeld alleen voor staan omdat ze weduwen zijn. Hij heeft zijn eigen vrouw en zijn gezin. En vanuit zijn islamitische identiteit is het vanzelfsprekend om voor hulpbehoevenden, als je de middelen hebt, te zorgen. Dat doe je gewoon. Ze noemen het pas liefdadigheid als je ernaar vraagt. Tijdens mijn onderzoek stel ik nog altijd de vraag en krijg ik ook nog altijd een tegenvraag: ‘Waarom vraag je dat? Het is toch gewoon sadaqa’. Het is echt een morele plicht om voor elkaar te zorgen.
Zie jij dat morele plichtsgevoel ook in Nederland?
Nou, in Nederland kennen we ook het idee van opgegroeid zijn in een stam. Een deel van mijn familie komt uit Brabant. Die zijn echt opgegroeid in een community. Daar zorg je voor elkaar. Er is een soort begrip die je elders niet krijgt. Dat vinden diaspora filantropen bij diaspora organisaties, omdat ze voelen dat ze zich onder gelijkgestemden bevinden. Tegelijkertijd zie ik ook dat maatschappij de laatste jaren best verhard is, en ik vrees dat dat ook alleen maar toe zal nemen. Tegelijkertijd zijn we hier in het Westen heel individualistisch. Terwijl, voor veel diaspora groepen, de samenleving in het land van herkomst vaak een heel collectieve identiteit heeft. Waarin er gedacht wordt vanuit ‘wij’ en niet vanuit ‘ik’. Het belang van de groep gaat voor het belang van het individu. Die waarden dragen veel diaspora filantropen met zich mee, zie ik in mijn data. Dus als niet-diasporische vrijwilligersorganisaties mensen zoeken met een diaspora of migratieachtergrond, dan denk ik dat er vooraf eerst een cultuurverandering in de organisatie moet plaatsvinden.
Wat vind je ervan dat het in Marokko zo vanzelfsprekend is om voor elkaar te zorgen en hier moet je mensen werven?
Dat vind ik een mooie vraag. Als antropoloog kijk ik ook graag naar de vraag achter de vraag. En als je mensen moet werven om liefdadigheid uit te kunnen voeren, vraag ik me af: ‘wat is er echt aan de orde dat er een externe factor moet zijn die ons eraan helpt herinneren dat we voor elkaar moeten zorgen? Ik vermoed dat het antwoord al snel zal zijn dat we in een heel erg gepolariseerde samenleving wonen en dat het verschil tussen arm en rijk zo groot en duidelijk is, en dat steeds meer wordt. Ik vind dat schrijnend. Hetgeen er na WOII is opgebouwd, is ook weer afgebouwd tot een bepaalde hoogte. Natuurlijk speelt geopolitiek hierin een belangrijke rol. Als non-profit organisatie, denk ik dat je je moet afvragen: ‘wat doe ik dat maakt dat het niet naar mij toekomt?’ Dus dan heb je het over de diaspora giften, diaspora vrijwilligers, filantropen, etc. Mijn wens voor alle vrijwilligersorganisaties is dus: ‘STOP met werven en kijk echt eerst even naar binnen. Als daar de nodige veranderingen hebben plaatsgevonden, durf ik te voorspellen dat werven wellicht niet nodig zal zijn.