Deze is vaak ofwel gebaseerd op een eigen politieke voorkeur of een beeld gebaseerd op vrijwilligerswerk in de zorg. In deze gesprekken komen drie verschillende vragen orde:
- Wat mogen we van vrijwilligers vragen?
- Hebben we het recht om ‘vrijwilligerswerk’ af te ‘dwingen’?
- Wanneer is verdringen van beroepskrachten door vrijwilligers erg?
1. Wat mogen we van vrijwilligers vragen?
De insteek van deze vraag is dat een bepaalde zware verantwoordelijkheid of inspanning niet van vrijwilligers verwacht mag worden. In onze ogen is dit een vorm van paternalistisch denken voor de onmondige vrijwilliger, alsof die zelf niet kan bepalen om te reageren met: ‘nee dat ga ik niet doen’. Het antwoord bestaat uit twee delen.
De vrije keuze van de vrijwilliger
Allereerst als de vrijwilliger een onafhankelijke vrij keuze kan en mag maken en dus ook kan weigeren, dan mag een organisatie in principe alles van een vrijwilliger vragen. Dit geldt absoluut voor de kwantitatieve inzet, dus de beschikbaarheid in uren, van de vrijwilliger. Het ligt subtiel anders bij de kwalitatieve component van die inzet, dat wil zeggen wat de vrijwilliger moet gaan doen. Beroepskrachten mag je als organisatie niet vragen om iets te doen wat ze niet kunnen, dit geldt ook bij vrijwilligers. Een simpel voorbeeld: een organisatie mag niemand (vrijwilliger en beroepskracht) zonder rijbewijs vragen om een busje te besturen. Dat mag feitelijk niet juridisch, maar de redenering zou ook meer ethisch moeten zijn dat een organisatie van vrijwilligers (medewerkers) niets mag vragen waar ze zich onzeker, onveilig of ongewild bij voelen. Maar ja, wederom als het onafhankelijke volwassenen zijn die gewoon nee kunnen zeggen dan mag een organisatie alles vragen van een vrijwilliger...
De plicht van de vrijwilliger om te weigeren
Juist op het ethische vlak hebben vrijwilligers zelf ook een belangrijke rol. Het grote argument is dat een organisatie een vrijwilliger niet mag ‘dwingen’ in een afspraak die deze niet kan nakomen of in een functie die deze vrijwilliger niet kan vervullen. Maar het geeft ook de plicht aan vrijwilligers om zelf aan te geven dat het gevraagde een onmogelijke afspraak en functie is. Te vaak zeggen vrijwilligers, om het conflict met de vrager te vermijden, gewoon ja tegen afspraken die ze niet zien zitten. Daarna stemmen ze dus met hun handen door gewoon te doen wat ze zelf willen, in plaats van zich aan de afspraak te houden. Of in het uiterste geval stemmen ze met hun voeten en gaan dus weg bij de organisatie. Het zou beter zijn als ze stemmen met hun stem, dus een dialoog aangaan met de organisatie, om te komen tot een wel nakombare afspraak.
2. Het recht van (sommige) organisaties om vrijwilligers te ‘dwingen’
Een tweede eveneens complexe vraag is of het doen van vrijwilligerswerk ook afdwingbaar mag zijn. De gedachte is dat het dan geen vrijwilligerswerk meer zou zijn. De vragen gaan meestal over de tegenprestaties, maatschappelijke stage en maatschappelijke diensttijd maar af en toe ook over de roosters voor de bar bij sportverenigingen. Het antwoord begint fundamenteel. De vrijwilligerswerk-literatuur is duidelijk. Iedere beleving van vrijwilligerswerk is gebaseerd op een invulling van vier componenten: mate van beloning, mate van organisatie, mate van afstand tot de doelgroep en mate van verplichting. Op alle vier de componenten zijn er strikte en soepele interpretaties mogelijk en te vinden (zie Meijs & Van Baren, 2013)
De strikte interpretatie
Bij vrijwillige keuze is de extreem strikte interpretatie, totaal ongedwongen, bijna niet te handhaven. Mensen voelen zich altijd wel enigszins religieus, moreel en/of sociaal gedwongen tot vrijwilligerswerk. Die positie, mensen voelen zich soms individueel gedwongen, is volgens mij de reële strikte interpretatie voor vrijwilligerswerk in Nederland. Mantelzorg, geen vrijwilligerswerk dus, is voor sommige mantelzorgers geen vrijwilligerswerk omdat ze het als een maatschappelijke verplichting ervaren, terwijl andere mantelzorgers het vooral als een morele opdracht zien. Vanuit de Nederlandse beleving van vrijwilligerswerk komt daarbij dat mantelzorg vaak binnen het eigen huishouden / de familie is en ook niet via een formele organisatie maar totaal informeel georganiseerd. Kortom op meerdere aspecten geen vrijwilligerswerk.
Vrijwillige keuze voor een gemeenschap
De middel interpretatie, die wij zelf duidelijk wel vrijwilligerswerk vinden, is wanneer het vrijwilligerswerk een gevolg is van de vrijwillige keuze om deel te zijn van een gemeenschap. Iemand wordt uit eigen vrije keuze lid van een sportvereniging met de verplichting om bij te dragen, in geld en tijd. Dat dit wordt georganiseerd via een behoorlijk dwingend rooster of dat er ook meer betaald kan worden doet daar weinig aan af. Evenzo valt wat ons betreft een maatschappelijke stage, zeker nu deze niet meer in het landelijk curriculum zit, onder vrijwilligerswerk. Iemand kan ook voor een school zonder maatschappelijke stage kiezen. Idem dito met betrekking tot de maatschappelijke diensttijd. Uit het oogpunt van vrijwillige keuze, gewoon vrijwilligerswerk.
Onvrijwillige burger
Tegenover de vrijwillige keuze om lid te zijn van een gemeenschap en dus ook de mogelijkheid om ‘uit te treden’ staat de onvrijwillige relatie tot een overheid. In sommige landen is het simpelweg onmogelijk om je burgerschap op te geven. Het ontbreken van die in essentie vrije keuze leidt in onze interpretatie al snel tot ‘geen vrijwilligerswerk’ zoals bij een sociale dienstplicht (en daarmee dus anders dan met een diensttijd) en een landelijk verplichte maatschappelijke stage. Dat we vaak een voorstander zijn voor de verplichte variant heeft andere redenen. Voor de Tegenprestatie, overigens bewust door de landelijke overheid Tegenprestatie en niet vrijwilligerswerk genoemd, geldt hetzelfde. Dat iemand ook de (bijstandsuitkering)uitkering kan weigeren is geen echte optie.
3. Wanneer is de verdringing van beroepsmatig werk erg?
Verdringing tussen betaald en onbetaald werk, ook in de vorm van vrijwilligerswerk, is van alle tijden. Andersom trouwens ook. Of we deze verdringing erg vinden hangt af van de context. Om dat een beetje toe te lichten gebruiken we een vergelijking met overwerk. Bij de beoordeling van de ernst van overwerk maken we een afweging met twee componenten: is het een eigen keuze of een opdracht van de baas en krijg je de uren betaald of niet. Overwerk uit eigen keuze waarvoor je extra betaald wordt vinden we waarschijnlijk allemaal geen probleem. Overwerk in opdracht van de baas zonder dat je extra betaald wordt is precies het tegenovergestelde: waarschijnlijk ziet iedereen dit als ongewenst. Overwerk in opdracht van de baas met extra betaling of uit eigen keuze zonder extra betaling zijn de twee tussenposities die wellicht problematisch zijn. Daar kunnen we van geval tot geval aardig over discussiëren.
Een dergelijke subjectieve beoordeling, volgens mij nog veel complexer, is ook voor vrijwilligerswerk te maken. In andere woorden: onder welke condities vinden mensen dat er sprake is van ‘ongewenste’, ‘wellicht problematische’ en ‘geen probleem’ verdringing van beroepsmatig werk door vrijwilligerswerk? (klik hier voor het idee dat soms vrijwilligerswerk en beroepsmatig werk juist niet onderling uitwisselbaar zijn )
Als eerste. Waarschijnlijk duidelijk geen probleem is een (lokale) organisatie waar alleen vrijwilligers werken, zoals bij veel kleine verenigingen, ook al wordt het werk elders wel beroepsmatig gedaan. Denk bijvoorbeeld aan de lokale afdelingen van Scouting Nederland, die zelf alleen vrijwilligers hebben, hoewel natuurlijk in andere organisaties zoals bijvoorbeeld buitenschoolse opvang of commerciële vakantiekampen, hetzelfde werk door beroepskrachten worden gedaan. Eveneens vinden we de vele trainers en leiders van teams van (niet-selectie) kinderen in de sport geen probleem, hoewel die theoretisch wel betaalde trainers verdringen. Of wat te denken van de vrijwilligers bij actiegroepen en politieke partijen. Waarschijnlijk zijn er eerder mensen die het als gewenste verdringing zien dat gewone burgers als vrijwilligers een politieke mening hebben, ook al zijn er ook betaalde politici.
Het wordt veel eerder wel problematisch of zelfs ongewenst gevonden in organisaties waar beroepskrachten en vrijwilligers samen diensten aan anderen verlenen. Daarbij gaat het vooral om waar de bespaarde kosten terecht komen. Komt de ‘kostenbesparing’ terecht bij de persoon die de uren zelf maakt, zoals bij selfservice bij het tankstation, scannen in de supermarkt, het bedienen van een bar van de sportvereniging of het rijden van meerdere kinderen naar de uitwedstijd, dan vindt waarschijnlijk niemand de verdringing erg. We zien het eerder als wellicht ongewenst wanneer de organisatie er wel budget voor zou kunnen hebben, maar het niet echt beroepsmatig werk in die context is. Denk hierbij aan ouders die op de basisschool meerdere kinderen brengen naar en ophalen van de kinderboerderij of het organiseren van een ziekenomroep. De lastigste positie ontstaat wanneer er een budget was of is waarbij de besparing van het vervangen van de beroepsfuncties door vrijwilligers ergens anders terecht komt zoals bij een bezuinigende overheid of andere financier (zorgverzekeraar). Maar ook dit ligt complex. Als de gemeente stopt met de subsidie voor de bibliotheek dan sluit de bibliotheek en worden de beroepskrachten ontslagen. Als dan enkele maanden later een groep vrijwilligers de bibliotheek, in een andere vorm en met andere voorwaarden, weer heropent verdringen ze misschien beroepskrachten. Maar er is niet echt een noodzakelijk verband, na drie maanden, waardoor het lastig is om van duidelijke verdringing te spreken.
Verdringing wordt waarschijnlijk algemeen wel als ongewenst gezien als de ‘vrijwilliger’, die ingezet wordt in de dienstverlening, feitelijk geen vrije keuze heeft. Denk daarbij aan de tegenprestatie waarmee mensen aanvullende taken doen in zorg en welzijn. Of bij de nooit stoppende stageplaatsen in de culturele en creatieve sector.
(meer lezen over de beoordeling van verdringing? Zie: Meijs, L., Parren, K. en Simons, F.J. (2017). De oudere vrijwilliger beschouwd: een onderzoek naar de waarde van vrijwilligerswerk door ouderen en een beoordeling van uitwisselbaarheid en verdringing. Onderzoek iov Wetenschappelijk bureau 50Plus. Hier beschikbaar.)
Conclusie
De grenzen tussen beroepskrachten en vrijwilligers zijn voortdurend in beweging en verschillen per context. In principe mag een vrije burger (nagenoeg) (on)betaald alles doen wat hij of zij wil doen. Dat we hier inhoudelijk professionele beperkingen aan opleggen (zonder rijbewijs geen auto besturen) is logisch. Het opleggen van salarisschaal eisen (sorry beste vrijwilliger, dit is duidelijk boven jouw ‘payrate’) is leuk voor films over de CIA maar niet voor de Nederlandse werkelijkheid. Dat de gemeenschap/organisatie-vrijheid van vrijwilligers soms ingeperkt mag worden door organisaties is een vaststaand feit. Vrijwilligerswerk is niet vrijblijvend, afspraak is afspraak, deelname aan de sportvereniging leidt tot bepaalde plichten. Wanneer de overheid deze dwang oplegt, is dat een politieke keuze die gemaakt kan worden, maar het is dan geen puur vrijwilligerswerk meer. Ook de wederzijdse verdringing, waarbij de grens tussen vrijwilligerswerk en betaalde arbeid overtreden en herschikt wordt, is eveneens een subjectief issue. In uw eigen organisatie en gemeenschap moet u deze grenzen dus zelf bepalen. En journalisten die van een helder antwoord over de grens willen krijgen, zullen dus teleurgesteld blijven.
door: Lucas Meijs en Philine van Overbeeke
Meijs, L.C.P.M. and Baren, E.A. van. (2013). Vrijwilligerswerk is nog steeds een modern begrip. Tijdschrift voor sociale vraagstukken. Vol.: 1 ; nr: (2013). Beschikbaar via: https://www.rsm.nl/fileadmin/Images_NEW/Departments/BSM/Mb/files/Vrijwilligerswerk_is_nog_steeds_een_modern_begrip.pdf