Vanwege de uitzonderlijke omstandigheden die Corona heeft veroorzaakt, hebben we de pagina feiten & cijfers over de situatie voor 2020 intact gelaten. We hebben daarnaast een nieuwe pagina gemaakt over de situatie in 2021. De informatie over 2021 vind je hier.
8 december 2020
Van de Nederlandse bevolking boven de 15 jaar heeft 46,7% minimaal één keer vrijwilligerswerk gedaan in 2019. Dat is een kleine daling ten opzichte van voorgaande jaren. In 2012 deed nog 50,5% van de bevolking vrijwilligerswerk. Dit zijn de cijfers uit het CBS-onderzoek Vrijwilligerswerk 2019[1]. Sinds 2012 is het aantal mensen in Nederland dat vrijwilligerswerk doet ieder jaar (met uitzondering van 2015) afgenomen. De jaarlijkse afnames zijn niet significant. Ook het aantal uren die door vrijwilligers aan het vrijwilligerswerk wordt besteed, is in 2019 verder gedaald naar gemiddeld 4,2 uur per week. Vrijwilligerswerk wordt in Nederland het meest gedaan door mensen tussen de 35 en 45 jaar 54,7%. Dit is de groep met schoolgaande kinderen die veel vrijwilligerswerk doet op school (28,2%), de sportvereniging (19,5%) en het jeugdwerk (8,5%). De leeftijdscategorie 35-45 jaar is niet de grootste groep vrijwilligers in de sport en het jeugdwerk, dat is de leeftijdsgroep 45-55 jaar (sport 20,3% en jeugdwerk 10,8%). Het aantal jongere vrijwilligers (15-25 jaar) is sterk afgenomen in 2019. Gemiddeld deed 48,9% van de jongeren tussen 2012-2018 vrijwilligerswerk. In 2019 was dat 44,8%. De provincie Friesland telt de meeste vrijwilligers (53,8%), gevolgd door Utrecht (51,4%). In de steden doen mensen minder vrijwilligerswerk dan in niet-stedelijke gebieden. Onder de werkenden zijn deeltijders het meest actief als vrijwilliger.
Verschillende onderzoeken, verschillende cijfers, maar een vergelijkbare trend
Exacte gegevens over het aantal vrijwilligers in Nederland zijn lastig te geven omdat de gehanteerde afbakening van vrijwilligers op kleine details per onderzoek verschillen. Cijfers zijn ook afhankelijk van de vraagstelling en timing van het onderzoek. Uit het tweejaarlijks onderzoek Geven in Nederland 2020 van de VU komt dat 40% van de Nederlanders minstens één keer per jaar vrijwilligerswerk deed voor een maatschappelijke organisatie in 2019[2]. In dit onderzoek betreft het de vrijwilligers in georganiseerde verbanden anders dan informele (buren)netwerken. Deze uitkomst is weer een stijging ten opzichte van de vorige meting in 2016. Tussen 2008 en 2016 lieten de resultaten uit dit onderzoek iedere meting een lichte daling zien. De stijging in 2019 kan een eenmalige piek zijn. Ook de cijfers van het Centraal Planbureau (Kuijper e.a. 2020) laten een vergelijkbaar beeld zien, waarin het aantal het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet ieder jaar een klein beetje afneemt.
Ook het aantal uren dat vrijwilligers besteden aan het vrijwilligerswerk laten een vergelijkbaar beeld zien. In het onderzoek van Bekkers (VU) blijkt dat vrijwilligers gemiddeld 15 uur per maand aan het vrijwilligerswerk te besteden en dat was in voorgaande jaren iets hoger. Ook hier de trend dat de tijdsbesteding aan het vrijwilligerswerk met kleine stapjes afneemt.
Verdeling naar sectoren
Vrijwilligerswerk wordt gedaan in een groot aantal organisaties en sectoren. In niet alle sectoren zijn evenveel vrijwilligers actief. De sport is de sector met de meeste vrijwilligers. Dat is al zo sinds dat het aantal vrijwilligers wordt gemeten. Van de Nederlanders ouder dan 15 jaar die vrijwilligerswerk doen, doet 15,2 % in 2019 dat in de sport. Onderstaan de grafiek geeft de organisaties en sectoren en de percentages van de respondenten die daar vrijwilligerswerk doen.
Figuur 1: percentage respondenten dat vrijwilligerswerk doet naar sector door de jaren heen
De cijfers laten een afname zien in het aantal vrijwilligers in de verzorging (2017 = 8,8%)[3] en levensbeschouwelijke organisaties (2017 = 7,6%).
Tijdsbesteding aan vrijwilligerswerk
De tijd die vrijwilligers besteden aan het vrijwilligerswerk is heel wisselend. Gemiddeld besteden vrijwilligers 4,2 uur per week aan het vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers (34%) besteedde in 2019 minder dan een uur per week aan het vrijwilligerswerk. Een kwart van de vrijwilligers besteedde 1-3 uur aan het vrijwilligerswerk, eveneens kwart van de vrijwilligers is 3-8 uur per week actief en 12% besteed 8-20 uur per week aan het vrijwilligerswerk. Meer dan 20 uur wordt door 4% van de vrijwilligers aan het vrijwilligerswerk besteed.
Leeftijdscategorieën
Mensen tussen de 35-45 jaar doen het meest vrijwilligerswerk. Bijna 54,7% uit die leeftijdscategorie doet vrijwilligerswerk. Voornamelijk op school (28,2%), bij de sportvereniging (19,5%) en in het jeugdwerk (8,5%). Het is duidelijk dat dit vrijwilligerswerk door deze ouders gerelateerd is aan de kinderen. Deze leeftijdscategorie laat wel een sterke afname zien ten opzichte van 2017. Mensen boven de 55 jaar doen het meest vrijwilligerswerk bij organisaties in de verzorging en levensbeschouwelijke organisaties. In de leeftijdscategorie 65-75 jaar zijn de meeste vrijwilligers actief binnen zorgorganisaties (13,3%) en levensbeschouwelijke organisaties (10,2%).
Het aantal jongeren tussen de 15-25 jaar dat vrijwilligerswerk doet is sinds 2017 (49,5%) afgenomen in 2019 (44,8%). Ook de leeftijdscategorie 35-45 jaar laat een afname zien in het vrijwilligerswerk. In 2017 was dat nog 59,5% tegen 54,7% in 2019. In de andere leeftijdscategorieën zijn geen noemenswaardige verschillen zichtbaar. In de groep met een VMBO opleidingsniveau is ook een lichte terugloop te zien.
Geslacht
Vrouwen doen meer vrijwilligerswerk dan mannen. Traditiegetrouw zijn mannen vaker actief dan vrouwen in de sport (18,6%), hobbyvereniging (5,1%), vakbond (3,0%) en politieke organisaties (1,8%). Vrouwen doen meer vrijwilligerswerk dan mannen op school (14,1%), de verzorging (10,5%) en binnen levensbeschouwelijke organisaties (7,3%)
Opleidingsniveau en leefsituatie
Mensen met een hogere opleiding doen vaker vrijwilligerswerk van lager opleidingsniveau. Van de mensen met een hogere opleiding (WO, Master, doctor is 58,4% vrijwillig actief en daartegenover staat dat 30,2% van de mensen met een lagere opleiding vrijwilligerswerk doen.
Ook is gekeken naar wel of geen betaald werk. Daarbij wordt alleen gekeken naar mensen jonger dan 67 jaar. Gepensioneerde mensen worden hierin niet meegenomen. Mensen met een betaalde baan doen vaker vrijwilligerswerk (49,6%) dan mensen zonder betaalde baan (41,4%). Mensen met een betaalde baan doen veel meer vrijwilligerswerk in de sport (18,7%) en school (13%). Mensen zonder werk doen meer vrijwilligerswerk binnen de verzorging (10,8%).
Mensen die behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn vaker actief als vrijwilliger (50,7%) dan mensen die niet tot een kerkelijke gezindte behoren (44,9%).
Mensen met een migratieachtergrond doen minder vaak vrijwilligerswerk dan mensen zonder migratieachtergrond. Daarbij is ook een verschil zichtbaar tussen mensen met een westerse en niet-westerse migratieachtergrond. Van de mensen met een niet-westerse migratieachtergrond doet 34,1% vrijwilligerswerk en van de mensen met een westerse migratieachtergrond is dat 38,4%.
Motivatie
Voor vrijwilligersorganisaties zijn de vragen naar het hoe en waarom mensen vrijwilligerswerk doen waarschijnlijk de belangrijkste vragen. Met de informatie over het eerste contact, de motivatie, frequentie en tevredenheid kunnen ze hun voordeel doen. In het CBS-onderzoek is in 2017 hieraan voor het eerste aandacht besteed. De resultaten laten zien dat vrijwilligers gemiddeld 6,9 jaar vrijwilliger zijn. Het langst doen mensen vrijwilligerswerk voor de kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering (11,6 jaar) en het kortst voor scholen (3,9 jaar).
Het trouwst in 2017 zijn ook de mensen tussen de 55-75 jaar. Van deze groep geeft meer dan 80% aan dat ze ook volgend jaar nog hun vrijwilligerswerk willen blijven doen. Voor de groep tussen de 35-55-jarigen is dat rond de 75% en daar onder neemt het sterk af. Ook boven de 75 jaar neemt het af en dat zal een gevolg zijn van de hoge leeftijd van de vrijwilligers. Ze kunnen de energie niet meer opbrengen of zijn niet langer lichamelijk in staat het vrijwilligerswerk te doen.
De meeste vrijwilligers in 2017 zijn voor het vrijwilligerswerk gevraagd. Dat percentage ligt het hoogst bij sportverenigingen (59%) en kerken, moskeeën en levensbeschouwelijke verenigingen (52%). Het minst worden mensen gevraagd voor sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp. De meeste vrijwilligers die voor deze organisaties actief zijn, zijn dat op eigen initiatief (71%). Voor de overige organisaties geldt dat het aantal vrijwilligers dat gevraagd is en het aantal dat op eigen initiatief vrijwilliger is geworden, vergelijkbaar is.
In 2019 is opnieuw gekeken naar de motieven van de vrijwilligers en daarnaast zijn vragen gesteld over wat vrijwilligersbelangrijk vinden dat een organisatie regelt voor de vrijwilligers en de vergoeding van de vrijwilligers.
Figuur 2: Motieven om vrijwilligerswerk te doen 2017-2019
Zoals zichtbaar in de grafiek vinden de meeste mensen het belangrijk dat het vrijwilligerswerk leuk is. Dat geldt voor alle sectoren behalve de verzorging, levensbeschouwelijke organisaties en sociale hulpverlening. In die sectoren vinden mensen het belangrijker ‘iets voor een ander te doen’ dan dat het vrijwilligers leuk is om te doen. Opvallend is dat iets meer dan een kwart van de vrijwilligers het ‘een plicht vindt’ om zich vrijwillig in te zetten. Die verplichting is voornamelijk groot bij het vrijwilligerswerk in relatie tot wonen (38,8%), binnen politieke organisaties (38,1%), levensbeschouwelijke organisaties (35,1%), school (32,9%), vakbond (32,3%) en sportverenigingen (31,4%). Slechts een klein percentage geeft aan dat het vrijwilligerswerk de ‘kans op een baan vergroot’ (5,1%). Die geldt dan voor vrijwilligers binnen de sociale hulpverlening (13,0%) en de politieke organisaties (10,0%).
Voor jongeren zijn sociale contacten, nieuwe dingen leren en meer kans op een baan belangrijkere motieven dan voor ouderen. De sociale contacten zijn ook voor de mensen boven de 65 jaar belangrijke motieven vrijwilligerswerk te doen, naast een zinvolle tijdsbesteding die voor die groep ook een belangrijke motivatie is om vrijwilligerswerk te doen.
Gevraagd worden op nummer 1
In 2017 zijnde meeste vrijwilligers voor het vrijwilligerswerk gevraagd. Dat percentage ligt het hoogst bij sportverenigingen (59%) en kerken, moskeeën en levensbeschouwelijke verenigingen (52%). Het minst worden mensen gevraagd voor sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp. De meeste vrijwilligers die voor deze organisaties actief zijn, zijn dat op eigen initiatief (71%). Voor de overige organisaties geldt dat het aantal vrijwilligers dat gevraagd is en het aantal dat op eigen initiatief vrijwilligers is geworden, vergelijkbaar is.
Wat moet geregeld zijn
In 2019 is de vraag gesteld aan mensen die vrijwilligerswerk doen of hebben gedaan wat ze belangrijk vinden dat de vereniging of organisatie voor ze regelt. De drie belangrijkste zaken zijn: een goede organisatie van het vrijwilligerswerk, het geven van complimentjes of een bedankje en duidelijk beleid.
Figuur 3: Wat belangrijk is dat de organisatie regelt voor vrijwilligers
Voor vrijwilligers in de sociale hulpverlening is scholing belangrijke dan voor vrijwilligers bij andere organisaties. Dat er een financiële vergoeding tegenover staat is voor vrijwilligers bij de vakbond en politieke organisaties weer belangrijker dat voor vrijwilligers bij andere organisaties.
Vrouwen vinden het veel belangrijker dan mannen dat een organisaties een compliment of een bedankje geeft. De jongeren, mensen met een lagere opleiding en mensen met een uitkering vinden het belangrijker dan de andere bevolkingsgroepen dat er een financiële vergoeding tegenover het vrijwilligerswerk staat.
Vrijwilligersvergoeding
Voor het eerst is in 2019 ook gevraagd naar de vrijwilligersvergoeding. Ruim tweederde van de vrijwilligers ontvangt helemaal geen vergoeding. Een klein deel 14% ontvangt een vergoeding in natura, 8% ontvangt een vergoeding op basis van de werkelijk gemaakte kosten, 5% ontvangt een vast bedrag per maand en 1% ontvangt de maximale vrijwilligersvergoeding van €170,- per maand en 1700,- per jaar. Hieruit blijkt dat het merendeel van de vrijwilligers geen enkele vergoeding ontvangt.
Maatschappelijke diensttijd
Deze regeerperiode is door het kabinet de Maatschappelijke diensttijd ingevoerd. De maatschappelijke diensttijd biedt jongeren tussen de 15 en 26 jaar de mogelijkheid zich in te zetten voor maatschappelijke doelen en kennis te maken met wat vrijwilligerswerk inhoudt. Van de jongeren tussen 15 en 26 jaar antwoorde 41% dat ze niet aan de maatschappelijke diensttijd mee willen doen, 40% weet het niet en 14% is positief over de maatschappelijke diensttijd en wil daaraan meedoen.
Los van zelf meedoen staat 55% van de 15-26 jarigen wel positief tegenover de Maatschappelijke diensttijd. Van de deelnemers ouder dan 26 jaar is driekwart positief over de maatschappelijke diensttijd zodat jongeren de kans krijgen om aan maatschappelijke projecten bij te dragen.
Volledig overzicht feiten en cijfers
Iedere twee jaar publiceren het CBS en het centrum voor filantropische studies aan de VU cijfers over het vrijwilligerswerk in Nederland. Het CBS verzamelt deze informatie over het vrijwilligerswerk in hun onderzoek naar Sociale Samenhang en Welzijn. Op verzoek van VWS en in samenspraak met Vereniging NOV worden daar iedere twee jaar extra vragen toegevoegd. Voor 2019 zijn dat vragen over de motieven van vrijwilligers, wat vrijwilligers belangrijk vinden dat de organisatie regelt voor vrijwilligers en de vergoeding aan vrijwilligers. Lees ook de meest actuele CBS-publicaties met cijfers over Vrijwillige inzet op de website van CBS. Het centrum voor filantropische studies verzamelt de gegeven in een longitudinale studie die sinds 1995 gedaan wordt naar het geefgedrag van huishoudens, fondsen, bedrijven en kansspelen. De meest actuele cijfers over 2020 zijn te vinden op de website Geven in Nederland.
Literatuur
[1] J. Arend, Vrijwilligerswerk 2019, Centraal Bureau voor de Statistiek, november 2020.
[2] R. Bekkers & T Schuyt & B. Gouwenberg, GIN 2020
[3] J. Arends en H. Schmeets, Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven, Centraal Bureau voor de Statistiek, juli 2018